Theseus
Op mijn twaalfde verloor ik een horloge aan
de Egeïsche Zee. Doorgaans sleurt het wijn,
goede bedoelingen, raketjes en vakantieliefdes
mee, maar nee, ik verloor mijn vaders horloge.
Waterbestendig tot vijfendertig meter zal het
de eerste golfslag nog koppig hebben meegetikt.
Zend dat aandenken dan op z’n minst per fles,
zul je zeggen, zoals meisjes met glitters en vetkrijt
een missive over een eerste kalverliefde de zeestraat
over schreeuwen en voor jongens de daad zélf
belangrijk is, bovenhands aan de hals een boodschap
naar de overkant pasen en hopelijk een vogel uit de
vlucht slaan — meeuwengekrijs ontvangstbevestiging.
Mocht de drenkeling na twintig jaar nog aanspoelen
op een Grieks rotsstrand dan is het gedeukt, verder
gaaf wrakhout; geen gezouten rivierlijk aangevreten
door tijd en zeegras. Zoals een gebroken uurwerk
in film noir het tijdstip van de moord signaleert,
slibben op de datum en tijd van mijn vaders horloge
verbrande enkels, zandkastelen en familiefoto’s aan.
Ook dit gedicht werd voorgelezen op een boot.