Een autoreis naar Garda

Een autoreis naar Garda
Er zijn hier log zeeschildpadden gestrand,
op het slib gespoeld met algen en wier.
Wegen werden aangelegd: eerst ’t zand
voor pelgrims, olifant, een kuddedier.
Daarna asfalt met zijn tol en zwijggeld.

Op dit beest zijn ook hekwerken gepoot:
in de auto verglijdt een zerkenveld
voor de minder gelukkigen, die dood
zijn of filerijden: het is gelijk.
De bergen waken. Pas op, wij eisen.

Uit dit voorgeborchte komt een zeerijk,
waarover zo’n duizend meeuwen krijsen,
veren verspreiden en lui laveren
naar een schiereiland, een zandkasteel
als fort waar tijd en toeristen verweren.

De camping kent bij nacht een ritueel:
zaklamplichten werpen een noodsignaal
op naar koude kusten. Batterijen
haperen ontevreden hun morsetaal
naar muggen die op ons bloed gedijen.

In de ochtend gaat het geheimschrift door.
Met schrille fluittonen ontsnapt er damp
uit onze tenten, beslaat een dauwspoor.
Men zet thee met suiker en chloor in ons kamp,
dat doet denken aan zwembad met earl grey.

De slagers en supermarkten zijn vreemd,
maar ons vertrouwd door die vreemdheid doorsnee:
taal verwordt dialect dat angst wegneemt.
Burro, pane, latte zijn zegeningen
in ’t Latijn van onze boerengrootouders.

Kiezels die we van u aan ’t strand ontvingen,
snijden het werkeelt van onze schouders:
een pond vlees voor de campingleiding.
Het water brandt dan, zuivert en loutert,
even goed als een hagelbui van boven.

Als kind vierden wij vakantie aan het Gardameer, tijdens mijn studie moest ik over Bertus Aafjes lezen.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s