Boomhutten groeien niet

Boomhutten groeien niet

Hij was astronaut, ik was al zeven zeeën verder.
We spiekten door het kanonsgat van een slagschip
naar een tropisch eiland, gemaakt met striemen vetkrijt.
Er wuifden wolkenkrabbers van kokospalmen,
een enkele naakte inboorling, die pas recentelijk
het vuur had uitgevonden, en een school struisvogels,
die daar bang voor was. Hun koppen waren vastbesloten
in het zand gestoken op zoek naar nog een verloren waarheid.

In de wereld van grote mensen was onze afstand
hemelsbreed niet groter dan twintig vingers konden bevatten.
En zij bevatten veel: schelpen, gummibeertjes,
bellenblaas, stickervellen, elkaars handen.
We vlochten kometenstaarten aan elkaar en trokken strepen
tussen sterren als de punten in een puzzel.
Een stofzuiger likte aan ons ruwe hemelgewelf
al was ‘t een vergeten strook behangpapier.
Een doucheputje dat gulzig een supernova
en een dwergplaneetje opslurpte: in onze hoofden
ging de kolk in de glazen ranja dan weer links-
dan weer rechtsom. Een gloeilamp was nooit zon.

Kiezen was enkel tussen nu en na de thee.
Manhaftig sleepten we takken af en aan:
zwaarden, microfoons, echte takken.
Onze boomhutten bleven altijd bouwputten.
We joegen iets op dat we ‘het’ noemden.
We likkebaarden om de prijs: de kip,
de appelmoes, de puree. De erwten aten we
met een slok water en lange tanden. Tegen de avond
kwam het besef dat morgen steeds langer zou duren
en dat de nacht wederom terrein zou winnen op onze bedtijd.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s