Een joch, nog snot op de kaken,
draait verlekkerd aan de sleutel
van de kauwgombalautomaat.
De juiste klik kan een stortvloed
aan regenboog doen stromen.
Zo manoeuvreer ik liefkozend
en koortsachtig mijn
nekwervels die
door nachtelijke gehinkel en gehinder door elkaar zijn
geschud.
Het joch nuilt nu op de achterbank,
vraagt om pepermunt en eerst of en
nu wanneer we er nou bijna eindelijk
zijn. Over dertig kilometer en
een nacht slaap ben ik weer los.